Ik zie het ook niet.
Het is niet mijn vak.
Waarom is Tom niet moe?
Dat kan ik niet betalen
Hoeveel mensen kwamen niet?
Ik ben gisteren niet gaan winkelen.
O, dat weet ik niet.
Ze zullen niet ver komen.
Moet Tom niet eerst gaan?
Ik wist niet dat Tom jouw zoon was.
Niet iedereen houdt van sneeuw.
Doe gewoon alsof we hier niet zijn.
Ik wist niet dat Mary jouw dochter was.
Ik ben niet verantwoordelijk voor deze fout.
niet lezen
Tom heeft niet gegeten.
Lezen is niet gemakkelijk.
Tom wil niet dat Mary hem helpt.
Tom heeft niet genoeg gegeten.
Niet iedereen die hier woont, is rijk.