"not" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I can’t smoke.	Ik kan niet roken.
	I’m not working today.	Ik werk vandaag niet.
	I can’t follow you.	Ik kan je niet volgen.
	I wasn’t thinking clearly.	Ik dacht niet helder na.
	They never showed up.	Ze kwamen niet opdagen.
	Luckily, Tom isn’t my boss.	Gelukkig is Tom mijn baas niet.
	he was angry that I hadn’t done it	hij was boos dat ik het niet deed
	I shouldn’t have gotten so angry.	Ik had niet zo boos moeten worden.
	We are not made of sugar.	We zijn niet van suiker gemaakt.
	Tom couldn’t believe his eyes.	Tom kon zijn ogen niet geloven.
	I wonder whether Tom is alive.	Ik vraag me af of Tom nog leeft of niet.
	What kind of food do you not like?	Welk soort eten vind je niet lekker?
	“You don’t understand me,” said the duckling.	«Je begrijpt mij niet!» zei het eendje.
	Tom doesn’t understand French very well.	Tom begrijpt Frans niet helemaal.
	Why don’t we start without Tom?	Waarom beginnen we niet zonder Tom?
	I hope I didn’t wake you up.	Ik hoop dat ik je niet wakker heb gemaakt.
	I couldn’t anticipate that that would happen.	Ik kon niet voorzien dat dat zou gebeuren.
	The books in the library are blue, not red.	De boeken in de bibliotheek zijn blauw, niet rood.
	Tom couldn’t tell one twin from the other.	Tom kon de tweeling niet uit elkaar houden.
	A storm prevented the plane from taking off.	Door een storm is het vliegtuig niet kunnen vertrekken.