"is" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	My child is ill.	Mijn kind is ziek.
	It is not my profession.	Het is niet mijn vak.
	There is not much hope.	Er is weinig hoop.
	Yanni is safe here.	Yanni is veilig hier.
	What is your breakfast?	Wat is jouw ontbijt?
	The man is married.	De man is getrouwd.
	The branch is full of leaves.	De tak is vol met bladeren.
	Yanni is here with Skura.	Yanni is hier met Skura.
	My cat is happy.	Mijn kat is gelukkig.
	It isn’t safe here.	Het is hier niet veilig.
	What time is breakfast?	Hoe laat is het ontbijt?
	Tom’s house is by the sea.	Toms huis is vlak bij de zee.
	It’s a beautiful region.	Het is een prachtig gewest.
	Tuesday is the second day of the week.	Dinsdag is de tweede dag van de week.
	My friend is not married yet.	Mijn vriend is nog niet getrouwd.
	What is your job within the company?	Wat is jouw functie binnen het bedrijf?
	She got married when she was twenty-five.	Ze is getrouwd toen ze 25 was.
	If today is Monday, tomorrow is Tuesday.	Als het vandaag maandag is, is het morgen dinsdag.
	He is happy to meet you	Hij is blij je te ontmoeten
	If today is Tuesday, yesterday was Monday.	Als het vandaag dinsdag is, was het gisteren maandag.