"is" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	It isn’t expensive.	Het is niet duur.
	Lunch is ready.	Lunch is klaar.
	Your seat is here.	Uw stoel is hier.
	Where is this place?	Waar is deze plek?
	An owl is a bird.	De uil is een vogel.
	the storage is full	de opslag is vol
	Is he drunk?	Is hij dronken?
	Is this seat free?	Is deze stoel vrij?
	Where is the salad?	Waar is de salade?
	What’s the soup of the day?	Wat is de soep van de dag?
	The barn is big.	De schuur is groot.
	An owl is on the roof.	Er is een uil op het dak.
	What’s their story?	Wat is hun verhaal?
	There is a vacancy.	Er is een vacature.
	Hello, so, my name is John.	Hallo, mijn naam is Jan.
	Tom is old-fashioned.	Tom is ouderwets.
	The harvest is good this year.	De oogst is dit jaar goed.
	This lake’s water is clean.	Het water van het meer is schoon.
	It is midnight	Het is middernacht
	For her, money is an idol.	Voor haar is geld een afgod.