is
het is
hij is
zij is
Hoe is zij?
Wat is er te doen?
Wie is het?
Het is tien over acht.
Het is vijfentwintig over acht.
Dit is mijn moeder.
Welke dag is het?
“Denk je, dat dit de hele wereld is?” zei de moeder.
Het is acht uur.
Waar is het hoofd?
Waar is zijn vader?
Hij is alleen thuis.
Er is niemand thuis.
Het is nu twee jaar open.
Wat is je naam?
Wat is hun naam?