Ik zal het adres noteren.
Ik heb mezelf gesneden.
Tom zei dat hij dacht dat ik lui was.
Ik moet telefoneren.
‘Ik ga nergens heen!’ zei Harry fel.
Ik heb met de kassa gewerkt.
wanneer ik het geprint had
Ik heb gereserveerd.
Ik heb hoestsiroop nodig.
Ik ben geen separatist.
Ik zoek een warme, wollen rok.
Ik hoor dat Tom insecten eet.
Tegenwoordig leer ik Esperanto.
Ik eet alleen koosjer voedsel.
Ik ben doodsbang van honden
Ik zou wel willen Picasso zijn.
Waar kan ik Chinees eten kopen?
Ik liet het water uit de badkuip.
Ik ben serieus ontgoocheld.
Ik heb respect voor ieders mening.