Ik zou je nooit kunnen haten.
Ik ben tegen corruptie.
Ik ben geboren in Chicago.
Ik wou je niet beledigen.
Ik knoop mijn trui om mijn middel.
Ik weet dat Tom een slager is.
Ik beloof je dat je veilig bent.
Ik dacht dat je zwanger was.
Ik studeer elke dag Spaans.
Ik denk dat ik een baby hoor wenen.
Ik heb een stiefzuster.
Ik was zo kalm als een komkommer.
Welk tarief mag ik hanteren?
Ik ga vandaag mijn haar wassen.
Ik heb een postkaart nodig.
Ik ben een Brits staatsburger.
Ik moet naar Spijkenisse.
ik wil jullie niet beledigen
Hoe kom ik bij het Brits consulaat?
Kan ik met Britse ponden betalen?