Ik ben genezen.
Ik poets de keuken.
Ik kom uit Spanje.
Ik moet douchen.
Ik ben benieuwd.
Tom en ik lachten.
Ik speel trompet.
Ik wil een auto huren.
Ik geef niets om winst.
Ik heb geen tijd gehad.
Ik gebruik geen drugs.
en ik bedoel grondig
Waar kan ik douchen?
Ik wil ervan genieten.
Ik dacht dat je om hem gaf.
Ik blijf vier nachten.
Ik denk een kwartier.
Ik heb buikpijn.
Sorry, ik begrijp het niet.
Ik leg een knoop in het touw.