Je bent een erg rijk persoon.
Ik heb al genoeg gegeten.
Tom heeft niets gegeten.
Tom helpt nooit in de keuken.
Waar is de bus naar Londen?
Tom staat vlak achter me, niet?
Kijk je graag televisie?
want ziet, hoe rijk het leven is
Het is een hele lange vlucht.
Tom wil niet dat Mary hem helpt.
Waar is de trein naar Londen?
iemand met minder ervaring
ik hoop dat het hotel nu beter is
“Het doet immers niemand kwaad!”
Vroeger had ik veel meer werk.
Waarom heb je alleen gegeten?
Yanni heeft dit niet besteld.
Wanneer begint de vergadering?
Tom heeft niet genoeg gegeten.
dat dorp van toen, het is voorbij