Adverbs Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	There is not much hope.	Er is weinig hoop.
	I’ll eat in a moment.	Straks ga ik eten.
	I already ordered.	Ik heb al besteld.
	Do you want to play together?	Wil je samen spelen?
	What kind of hat do you want?	Wat soort hoed wil je?
	What did you order?	Wat heb je besteld?
	She will come soon.	Ze zal straks komen.
	What’re you guys doing later?	Wat doen jullie straks?
	How much paper do you want?	Hoeveel papier wil je?
	The party’s over.	Het feest is voorbij.
	Shouldn’t Tom go first?	Moet Tom niet eerst gaan?
	Shall we play together?	Zullen we samen spelen?
	Why don’t we do it now?	Waarom doen we het nu niet?
	I can’t afford it.	Dat kan ik niet betalen
	May I see the room first?	Mag ik de kamer eerst zien?
	I’m going shopping tomorrow.	Ik ga morgen winkelen.
	By the way, how old are you?	Trouwens, hoe oud ben je?
	Our sister will be with us soon.	Straks is onze zus bij ons.
	Tom never helps in the kitchen.	Tom helpt nooit in de keuken.
	How do I get to the centre?	Hoe kom ik bij het centrum?