English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1006) D (695) E (439) F (572) G (336) H (831) I (1406) J (102) K (67) L (429) M (593) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1495) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)

English Sort descending	Dutch	Learn
the tool	het hulpmiddel	Learn
the tool	het werktuig	Learn
The tool par excellence for thieves and looters!	Het hulpmiddel bij uitstek voor dieven en plunderaars!	Learn
the tools	het gereedschap	Learn
the tools	de werktuigen	Learn
the tooth	de tand	Learn
the toothbrush	de tandenborstel	Learn
the toothpaste	de tandpasta	Learn
the top	de bovenzijde	Learn
The top of Mt. Fuji was covered with snow.	De top van de Fuji was bedekt met sneeuw.	Learn
the top of the roof	de nok van het dak	Learn
the top-left corner	de linkerbovenhoek	Learn
the topic	het onderwerp	Learn
the torch	de fakkel	Learn
the torch holder	de fakkelhouder	Learn
the torches were blown out	de toortsen waren uitgewaaid	Learn
the tornado	de windhoos	Learn
the tortoise	de schildpad	Learn
the torture	de foltering	Learn
the torture chamber	de folterkamer	Learn
the total wage bill	de totale loonmassa	Learn
the touch; the contact	de aanraking	Learn
the tourist information office	het VVV-kantoor	Learn
The tow truck will tow the truck away.	De sleepwagen zal de vrachtwagen wegslepen.	Learn
the towel	de handdoek	Learn
the town	de stad	Learn
the town hall	het gemeentehuis	Learn
the town hall	het raadhuis	Learn
the town hall with a pump in front of it	het raadhuis met een pomp ervoor	Learn
the towpath	het jaagpad	Learn
The toy the boy was playing with is broken.	Het speelgoed waarmee de jongen speelde is stuk.	Learn
the tracks	de sporen	Learn
the trade	de handel	Learn
the trader	de handelaar	Learn
the traffic	het verkeer	Learn
the traffic jam	de file	Learn