Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1816) B (694) C (1170) D (815) E (502) F (659) G (404) H (998) I (1701) J (119) K (76) L (480) M (672) N (341) O (377) P (845) Q (32) R (508) S (1688) T (6711) U (153) V (123) W (1095) X (4) Y (338) Z (14)
English Dutch Recording Learn
That’s Tom’s son. Dat is de zoon van Tom.
That is really too tight. Dat is dus echt veel te krap.
That is really nice of her. Dat is echt aardig van haar.
That’s a promise. Dat is een belofte.
That’s an order. Dat is een bevel.
That is a book. Dat is een boek.
That’s no problem. Dat is geen probleem.
That is no problem. Dat is geen probleem.
That’s funny. Dat is grappig.
That’s the best for the both of us. Dat is het beste voor ons allebei.
That’s the last thing we need. Dat is het laatste dat we nodig hebben.
that is a very beautiful thing and the greatest distinction that can be awarded to a duck dat is iets heel moois en de grootste onderscheiding, die een eend te beurt kan vallen
This is your own fault. Dat is jouw eigen schuld.
That’s your responsibility. Dat is jouw verantwoordelijkheid.
That’s slander, lies. Dat is laster, leugens.
That’s my dog. Dat is mijn hond.
that has failed dat is mislukt
That’s not something anyone can do. Dat is niet iets wat eender wie kan doen.
This isn’t fun. This is boring. Dat is niet leuk; het is saai.
That isn’t difficult. Dat is niet moeilijk.
That’s roughly a third of the total. Dat is ruwweg een derde van het totaal.
That’s too expensive. Dat is te duur.
That is true. Dat is waar.
That’s what the doctor said. Dat is wat de dokter zei.
That is an acceptable and affordable price. Dat is wel een acceptabele en betaalbare prijs.
That will do. Dat is wel genoeg.
That’s her! Dat is zij!
that is so unpredictable dat is zo onvoorspelbaar
That sounds good. Dat klinkt goed.
That sounds lovely. Dat klinkt prachtig.
That’s right. Dat klopt.
that shitty feeling dat klotegevoel
This drives me nuts. Dat maakt me gek.
That worried me. Dat maakte me zorgen.
That girl who’s wearing a scarf is a virgin. Dat meisje dat een sjaal draagt, is maagd.
that miserable old hag of a grandmother dat misselijke ouwe loeder van een grootmoeder