English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1006) D (695) E (439) F (572) G (336) H (831) I (1406) J (102) K (67) L (429) M (593) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1495) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)

English	Dutch Sort descending	Learn
the tits	de tetten	Learn
the reins	de teugels	Learn
the tea	de thee	Learn
the thermometer	de thermometer	Learn
the tickets	de tickets	Learn
the tenth month	de tiende maand	Learn
the teenager	de tiener	Learn
The teenager finally succumbed in hospital to his severe injuries.	De tiener bezweek uiteindelijk in het ziekenhuis aan zijn zware verwondingen.	Learn
the tens	de tientallen	Learn
the time	de tijd	Learn
the tiger	de tijger	Learn
the tigress	de tijgerin	Learn
the carpenter	de timmerman	Learn
The carpenter uses a clamp.	De timmerman gebruikt een klem.	Learn
the toast	de toast	Learn
the trip; expedition	de tocht	Learn
the access	de toegang	Learn
The awarding of the medal was a great honor.	De toekenning van de medaille was een grote eer.	Learn
The awarding of the title was deserved.	De toekenning van de titel was verdiend.	Learn
The future perfect tense can be difficult to conjugate in some languages.	De toekomende voltooide tijd kan in sommige talen moeilijk vervoegbaar zijn.	Learn
the future	de toekomst	Learn
the increase	de toename	Learn
the application	de toepassing	Learn
the applications	de toepassingen	Learn
the spectator	de toeschouwer	Learn
the onlookers	de toeschouwers	Learn
the surcharge	de toeslag	Learn
the speech	de toespraak	Learn
The speech by De Wever	De toespraak van De Wever	Learn
the state; the condition	de toestand	Learn
the permission	de toestemming	Learn
the influx	de toestroom	Learn
the accession	de toetreding	Learn
the accession of Ukraine	de toetreding van Oekraïne	Learn
the test	de toets	Learn
the dedication	de toewijding	Learn