Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1816) B (694) C (1170) D (815) E (502) F (659) G (404) H (997) I (1701) J (119) K (76) L (480) M (673) N (341) O (377) P (845) Q (32) R (508) S (1688) T (6712) U (153) V (123) W (1095) X (4) Y (338) Z (14)
English Dutch Recording Learn
the lockers de kastjes
the cat de kat
The cat goes outside as soon as the door opens. De kat gaat naar buiten zodra de deur opengaat.
The cat was dead. De kat was dood.
the hangover de kater
the tomcat de kater
the cathedral de kathedraal
the cobblestones de keien
the emperor de keizer
the cesarean section de keizersnede
the basement de kelder
the acquaintance de kennis
the knowledge de kennis
the guy de kerel
the church de kerk
the dungeon de kerker
the barn owl de kerkuil
the fairs de kermissen
the core de kern
the cherry de kers
the cherries de kersen
the Christmas de kerst
The Christmas lights shone higher and higher De Kerstlichtjes stegen al hoger en hoger
The Christmas lights shone higher and higher: she now saw them like stars in the sky. De Kerstlichtjes stegen al hoger en hoger: zij zag ze nu als sterren aan den hemel.
The Christmas lights shone higher and higher: she now saw them like stars in the sky; one of them fell down and formed a bright streak of fire. De Kerstlichtjes stegen al hoger en hoger: zij zag ze nu als sterren aan den hemel; één daarvan viel naar beneden en vormde een lange, vurige streek.
the Christmas pudding de kerstpudding
the cauldron de ketel
the chain de keten
the chain de ketting
the chainsaw de kettingzaag
the kitchen de keuken
the kitchen clock de keukenklok
the choice de keuze
The full-board option includes three meals a day. De keuze voor volpension omvat drie maaltijden per dag.
the beetle de kever
the gap de kier