Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - L

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (626) C (1006) D (695) E (439) F (572) G (335) H (831) I (1405) J (102) K (67) L (429) M (592) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1495) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)
English Dutch Sort descending Recording Learn
Let’s leave now before anyone changes their mind.

Laat ons nu weggaan vooraleer iemand van gedacht verandert.

let her finish raging

laat ze maar uitrazen

late bloomer; late developer

laatbloeier

latest

laatst

laboratory

laboratorium

laugh

lach

laughed

lachte

laughed (plural)

lachten

ladder

ladder

lay (singular)

lag

low (long form)

lage

lay

lagen

lower

lagere

lamp

lamp

launches

lanceringen

land

land

lands

landen

landscape

landschap

long

lang

long lasting

langdurige

long (long form)

lange

longer

langer

longer (long form)

langere

laptop

laptop

laptops

laptops

Let’s all cherish our Flemish heritage together.

Laten we allen samen ons Vlaamse erfgoed koesteren.

Let’s go grocery shopping.

Laten we boodschappen doen.

Let’s skip class.

Laten we de les overslaan.

Let’s figure out a better way to do this.

Laten we een betere manier verzinnen om dit te doen.

Let’s find out where Tom is.

Laten we erachter komen waar Tom is.

Let's live life together!

Laten we het leven samen beleven!

Let’s not talk about money.

Laten we het niet over geld hebben.

Let’s not talk about school.

Laten we het niet over school hebben.

Let’s try it.

Laten we het proberen.

Let’s ask.

Laten we het vragen.

Let’s play baseball.

Laten we honkballen.