Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - H

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1006) D (695) E (439) F (572) G (336) H (831) I (1406) J (102) K (67) L (429) M (593) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1495) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)
English Dutch Recording Learn
His presentation was succinct yet powerful.

Zijn presentatie was bondig maar krachtig.
his own thumping footsteps

zijn eigen dreunende voetstappen
His overcoat is worn out.

Zijn mantel is versleten.
His overcoat is worn out.

Zijn overjas is versleten.
His opinion is worthless.

Zijn mening is waardeloos.
his old robe

zijn oude gewaad
His offer suits my taste.

Zijn aanbod voldoet aan mijn gading.
his new sweater

zijn nieuwe trui
his new school books

zijn nieuwe schoolboeken
his name

zijn naam
His mouth suddenly felt bone-dry.

Zijn mond voelde plotseling kurkdroog aan.
his misery

zijn ellende
His miserable attempt failed.

Zijn miezerige poging faalde.
His misconduct led to his dismissal.

Zijn wangedrag leidde tot zijn ontslag.
his meaty shoulder

zijn vlezige schouder
His language does not please me.

Zijn taalgebruik bevalt me niet.
His job requires a lot of responsibility.

Zijn functie vereist veel verantwoordelijkheid.
His Japanese is almost perfect.

Zijn Japans is vrijwel perfect.
His illustrious deeds are legendary.

Zijn roemruchte daden zijn legendarisch.
His ideas are becoming more unusual.

Zijn ideeën worden steeds ongewoner.
his horses are faster than eagles

zijn paarden zijn sneller dan adelaars
his homely face

zijn hologige gezicht
his harp

zijn harp
his handwriting got messier

zijn handschrift werd slordiger
His hair is starting to turn gray.

Zijn haren beginnen grijs te worden.
his glasses

zijn bril
his frayed pillowcase

zijn gerafelde kussensloop
his four-poster bed

zijn hemelbed
His flattery was well received by the bosses.

Zijn vleierij werd goed ontvangen door de bazen.
his fingertips

zijn vingertoppen
his favourite colour

zijn favoriete kleur
his favorite color is blue

zijn favoriete kleur is blauw
His father was a carpenter.

Zijn vader was timmerman.
his farewell letters

zijn afscheidsbrieven
His face glowed with excitement.

Zijn gezicht glom van opwinding.
his exams

zijn tentamens