English-Dutch Dictionary - B

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1006) D (695) E (439) F (572) G (336) H (831) I (1406) J (102) K (67) L (429) M (593) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1495) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)

English Sort ascending	Dutch	Learn
Bert	Bert	Learn
berserk	door het lint	Learn
berry	bes	Learn
berries	bessen	Learn
Berlusconi: conviction is completely unfounded	Berlusconi: veroordeling is totaal ongegrond	Learn
Berlusconi is fed up	Berlusconi baalt	Learn
Berlusconi (surname)	Berlusconi	Learn
bent his head over, and awaited nothing but the death.	boog zijn kop voorover en verwachtte niets anders dan de dood	Learn
bent (singular)	boog	Learn
benevolent	goedgezind	Learn
benefits	emolumenten	Learn
benefits	baten	Learn
beneficiary account	rekening begunstigde	Learn
beneficiary	begunstigde	Learn
beneficial	voordelig	Learn
bendable	buigbaar	Learn
Bend your neck and say: Quack!	Buig je hals nu en zeg: Kwak!	Learn
bend down	neerbogen	Learn
benchmark	maatstaf	Learn
bench (diminutive)	bankje	Learn
Ben learned to make a fire without matches.	Ben heeft geleerd hoe hij vuur kan maken zonder lucifers.	Learn
Ben (boy’s name)	Ben	Learn
belt buckle	gesp	Learn
belt	riem	Learn
Below you can read all about our more than 300 nature reserves: from heathland to forests, from dunes to gardens, from mudflats and salt marshes to extensive parks.	Hieronder lees je alles over onze meer dan 300 natuurgebieden: van heide tot bossen, van duinen tot tuinen, van slikken en schorren tot uitgestrekte parken.	Learn
below	onderstaande	Learn
below	beneden	Learn
below	hieronder	Learn
beloved	liefste	Learn
belly; stomach	buik	Learn
belly button; navel	navel	Learn
bellows	blaasbalg	Learn
belligerent	strijdlustige	Learn
believes (3rd person singular)	gelooft	Learn
believed	geloofde	Learn
believe	geloof	Learn