Tom opende de deur en deed het licht aan.
Ze gingen met de fiets heen en met de trein terug.
Enige kinderen kwamen de tuin inlopen
en er werd brood en koek in het water geworpen
Zijn kwinkslag deed iedereen lachen.
Het gezeul met de zware meubels duurde uren.
We zouden niet zo vaak de draak met hem moeten steken.
de kinderen liepen elkaar omver, om het eendje te pakken
We waren zo opgewonden dat we niet stil konden zitten.
Haar handjes waren bijna geheel van de kou verstijfd.
En de moeder zeide: “Ik wou, dat je maar ver hier vandaan waart!”
Het was snerpend koud, het sneeuwde en begon al donker te worden.
En het snelde naar het water, plofte er in en zwom naar de prachtige zwanen toe
Eindelijk werd het moede, bleef doodstil liggen en vroor in het ijs vast.
Niemand had er de hele dag een van haar gekocht, niemand had haar zelfs een aalmoes gegeven.
Niemand had er den heelen dag een van haar gekocht, niemand had haar zelfs een aalmoes gegeven.
Ik trachtte te weten te komen hoeveel mensen er echt wonen in deze stad.
En de kater was heer in huis, en de kip was er zo goed als vrouw, en altijd zeiden zij: «Wij en de wereld!»
En dat deden zij; maar de andere eenden in de rondte bekeken ze en zeiden tegen elkaar:
In een oud schort droeg zij een heelen voorraad lucifersdoosjes, en een daarvan hield zij in de hand.