Understand spoken Dutch

Verbs (simple past) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
In an old apron she carried a number of matchboxes, she was holding one of them in her hand.

In een oud schort droeg zij een hele voorraad lucifersdoosjes, en een daarvan. hield zij in de hand.

It was very cold, it was snowing and it was already getting dark; it was the last night of the year.

Het was snerpend koud, het sneeuwde en begon al donker te worden; het was de laatste avond van het jaar.

Their legs went by themselves, and they were all in the water; even the ugly, greyish duckling swam along.

Hun poten gingen van zelf, en allen waren zij in het water; zelfs het lelijke, grauwe eendje zwom mee.

“You are terribly ugly!” the wild ducks said; “But we don’t care as long you don’t marry someone within our family!”

“Je bent verschrikkelijk lelijk!” zeiden de wilde eenden; “maar dat kan ons niet schelen, als je maar niet met iemand van onze familie trouwt!”

stuck out

staken uit

lower layers

onderlagen

I understood.

Ik begreep.

Tom and I laughed.

Tom en ik lachten.

I used to play tennis.

Ik speelde tennis.

She laughed mockingly.

Ze lachte spottend.

He clenched his fist.

Hij balde zijn vuist.

I thought you cared about him.

Ik dacht dat je om hem gaf.

He laughed exuberantly.

Hij lachte uitbundig.

Nobody understood me.

Niemand begreep mij.

Tom opened a can of tuna fish.

Tom opende een blik tonijn.

She buckled her shoes.

Ze gespte haar schoenen dicht.

He started wearing a turban.

Hij begon een tulband te dragen.

“That’s a good catch!” she said.

«Dat is een goede vangst!» zeide zij.

how simply they lived back then

wat leefden ze eenvoudig toen

I used to play the trombone.

Ik speelde vroeger de trombone.