De handdoek is in de badkamer.
Tom en Mary wonen in hetzelfde gebouw.
Ik heb een nieuwe mobiele telefoon gekocht.
de gang
de stoel
wandklok
gangplaats
haar stoel
de woning
het balkon
vorstenhuis
Is deze stoel vrij?
Er is een uil op het dak.
Het balkon is klein.
Ergens sloeg een klok.
telefoonrekening
Tom viel van het balkon.
Hij hing het aan de grote klok.
Wie heeft je huis gebouwd?
Yanni heeft een huis gebouwd.