Mijn huis is aan de andere kant van de rivier.
Een zwerfkat kwam naar onze tuin.
Er zijn allerlei soorten bloemen in de tuin.
celdeur
de vloer
de kelder
telefooncel
keukenvloer
de meubels
Ik maak meubels.
televisie kijken
Ze verkopen meubels.
De klok hangt boven de open haard.
Het gras in de tuin is groen.
Heeft jouw huis een kelder?
Ik bestelde nieuwe meubels.
Sami moet de badkamer gebruiken.
De woonkamer heeft een open haard.
Mary brengt uren in de badkamer door.
Yanni heeft een kaart op zijn telefoon.