Ik denk dat Tom in zijn tuin is.
En zo waren zij er dan zo goed als thuis.
We zijn op weg naar huis.
de deur
eetkamer
Staat de deur open?
De deur gaat naar de badkamer.
stadhuis
een nieuw huis
Mijn huis is oud en lelijk.
Wanneer kom je terug naar huis?
een mooi huis
de telefoon
Yanni had geen telefoon.
Is er een telefoon in de kamer?
op tafel
de tafel
voordeur
een tafel
een oude tafel