English-Dutch Dictionary - W

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (8) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1457) B (646) C (1064) D (732) E (464) F (599) G (356) H (898) I (1474) J (111) K (71) L (449) M (626) N (334) O (349) P (775) Q (29) R (465) S (1572) T (6278) U (137) V (119) W (923) X (4) Y (314) Z (14)

English	Dutch	Learn
Who else is going with us?	Wie gaat er nog meer met ons mee?	Learn
Who installed the new hard drive?	Wie heeft de nieuwe harde schijf geïnstalleerd?	Learn
Who is behind it?	Wie zit erachter?	Learn
Who is it?	Wie is het?	Learn
Who is responsible?	Wie is de verantwoordelijke?	Learn
Who is that boy?	Wie is die jongen?	Learn
Who is that in the bathroom?	Wie is dat in de badkamer?	Learn
who is the cleverest creature I know	die is het verstandigste schepsel, dat ik ken	Learn
Who knows what new discoveries these observatories will uncover?	Wie weet welke nieuwe ontdekkingen deze observatieposten zullen onthullen?	Learn
Who knows.	Wie weet.	Learn
who on the 21st of July took an oath	die 21 juli de eed aflegde	Learn
Who ordered pizza?	Wie heeft pizza besteld?	Learn
Who ordered this pizza?	Wie bestelde deze pizza?	Learn
Who ordered this?	Wie heeft dit besteld?	Learn
Who should we believe?	Wie moeten we geloven?	Learn
Who stands to benefit most?	Wie zou er het meest van profiteren?	Learn
who was lurking at the top step	die bij de bovenste trede op de loer lag	Learn
Who was the contact person assigned to you?	Wie was de contactpersoon die u werd toegewezen?	Learn
Who won the game?	Wie heeft de wedstrijd gewonnen?	Learn
Who works here?	Wie werkt hier?	Learn
Who works here? (Dialogue)	Wie werkt hier? (dialoog)	Learn
Who works in the furniture factory?	Wie werkt in de meubelfabriek?	Learn
Who works in the furniture factory? (dialogue)	Wie werkt in de meubelfabriek? (dialoog)	Learn
Who would be able to understand you?	Wie zou je dan kunnen begrijpen?	Learn
Who would you recommend?	Wie zou je aanbevelen?	Learn
Whoever takes on the task must be well-organized.	Eender wie de taak op zich neemt, moet goed georganiseerd zijn.	Learn
whole	hele	Learn
whole	gehele	Learn
whole	heelen	Learn
whole (long form)	heele	Learn
whole; complete	geheel	Learn
whooping cough	kinkhoest	Learn
Whooping cough is on the rise in the Netherlands.	Kinkhoest is in opmars in Nederland.	Learn
whose	wiens	Learn
Whose bike is this?	Van wie is deze fiets?	Learn
Whose side are you on?	Aan wiens kant sta je?	Learn