Je moet het goede voorbeeld geven.
Ik zou dankbaar zijn als je dat voor me zou willen doen.
Je moet het goede voorbeeld geven voor je kinderen.
Hoe heet je?
Haat je Tom?
je schreef
Mag ik je iets vragen?
Ik kan je niet volgen.
Ik heb je al betaald.
Je begrijpt dat toch?
Ik laat je heus niet achter.
Was je op dat moment getrouwd?
Tom zal het je uitleggen.
Wat zei je precies tegen Tom?
Je hoeft niet meer alsof te doen.
Waar woon je tegenwoordig?
Wist je niet dat Tom getrouwd was?
«Je begrijpt mij niet!» zei het eendje.
Je moet goed eten om gezond te blijven.
Ik hoop dat ik je niet wakker heb gemaakt.