Understand spoken Dutch

Verbs (infinitives) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
to make a decision een beslissing nemen
I don’t want to talk about it anymore. Ik wil er niet meer over praten.
Tom forgot his umbrella. Tom is zijn paraplu vergeten.
It could be any one of us. Het kan eender wie van ons zijn.
Reading isn’t easy. Lezen is niet gemakkelijk.
He had his hair cut short. Hij liet zijn haar kort knippen.
I can’t find my umbrella. Ik kan mijn paraplu niet vinden.
The children wanted to play with him De kinderen wilden met hem spelen
When are you getting your hair cut? Wanneer laat jij je haar knippen?
I heard him speak English often. Ik hoorde hem vaak Engels spreken.
before he could say anything else voordat hij iets anders kon zeggen
Tom and Mary live in the same city. Tom en Mary wonen in dezelfde stad.
Tom and Mary live in the same state. Tom en Mary wonen in dezelfde staat.
That’s not something anyone can do. Dat is niet iets wat eender wie kan doen.
He gets his hair cut once a month. Hij laat zijn haar eens per maand knippen.
It won’t be easy for you. Het zal niet gemakkelijk zijn voor jou.
Why do people keep making the same mistakes? Waarom maken mensen telkens dezelfde fouten?
I understand a little French, but I can’t speak it. Ik begrijp een beetje Frans, maar ik kan het niet spreken.
If you will be hard on yourself, life will be easy on you. Als je hard voor jezelf bent, zal het leven gemakkelijk voor je zijn.
And she lit all the matches in the box, for she wished to keep her grandmother with her. En zij streek al de lucifers uit het doosje af, want zij wilde haar grootmoeder zo graag bij zich houden.