Understand spoken Dutch

Transport Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
no through road on the left geen doorgaande weg aan de linkerkant
The farmer has parked his tractor in the barn. De boer heeft zijn tractor in de schuur geparkeerd.
I will fly towards them, towards those royal birds! Ik zal naar hen toe vliegen, naar die koninklijke vogels!
Thieves make off with Victoria Beckham’s bike. Dieven aan de haal met fiets Victoria Beckham.
Fixing the bike turned out to be a piece of cake. Het repareren van de fiets bleek een peulenschil te zijn.
The construction of a highway will contribute to the growth of the suburbs. De aanleg van een autoweg zal bijdragen aan de groei van de voorsteden.
“It stretches far beyond the other side of the trees, until the pastor’s garden; but I have never been there.” “Die strekt zich nog ver aan de andere kant van het geboomte uit, tot aan de tuin van de pastoor; maar daar ben ik nog nooit geweest.”
the quay de kade
the ferry de pont
The little creature had lost them when she rushed across the street, because of two carriages running by, at a terribly high speed. De kleine echter verloor deze, toen zij over de straat heen snelde, omdat er twee rijtuigen verschrikkelijk hard voorbijreden.
the speed de vaart
the commuter de pendelaar
the moped (The Netherlands) de snorfiets
A great hunt was held; the hunters lay around the swamp; yes, some sat up in the branches of the trees, which stretched far over the reed. Er werd een grote jacht gehouden; de jagers lagen rondom het moeras; ja, enigen zaten boven in de takken der boomen, die zich ver over het riet uitstrekten.
I’ll steal a car. Ik ga een auto stelen.
Yanni had a flat tire. Yanni had een platte band.
the pedestrian (female) de voetgangster
A semi-trailer is a trailer that does not have its own front axle and of which an important part of the weight rests on the towing vehicle (the tractor). Een oplegger is een aanhangwagen, die geen eigen vooras heeft en waarvan dus een belangrijk deel van het gewicht op het trekkend voertuig (de trekker) rust.
They rode together on the tandem. Ze reden samen op de tandem.
The car stopped right in front of them. De auto stopte vlak voor hen.