Transport Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	free movement of people and goods	vrij verkeer van mensen en goederen
	the tram	de tram
	the stop	de halte
	bus stop	bushalte
	the cars	de wagens
	an expensive car	een dure auto
	I’m selling a new car.	Ik verkoop een nieuwe auto.
	truck driver	vrachtwagenchauffeur
	little hope for submarine	weinig hoop voor duikboot
	There are too many cars in the big cities.	Er zijn te veel wagens in de grote steden.
	A storm prevented the plane from taking off.	Door een storm is het vliegtuig niet kunnen vertrekken.
	Get in the car.	Stap in de auto.
	inland shipping	binnenvaart
	pleasure cruise	pleziervaart
	There’s a car approaching.	Er nadert een auto.
	The train is arriving soon.	De trein is in aantocht.
	the aviation	de luchtvaart
	I’ll be flying to Boston.	Ik ga naar Boston vliegen.
	tourist traffic	vreemdelingenverkeer
	These cars are built in Japan.	Deze wagens zijn gebouwd in Japan.