Ik zou dat wel eens willen zien.
Ik zou haar elke dag willen zien.
Ik zou willen weten wat je van plan bent.
Ik zou graag op een boerderij willen wonen.
Wanneer we voor het donker thuis willen zijn, dan moeten we nu op pad gaan.
Ik zou wel een glas water willen.
Ik denk niet dat iemand dit boek een tweede keer zou willen lezen.
ik zou wel willen, dat je dat eens wat anders kon maken
«Zij heeft zich willen warmen!» zei men.
Ik zou dankbaar zijn als je dat voor me zou willen doen.
Je zult toch wel niet wijzer willen zijn dan de kater en de vrouw.
We willen gerechtigheid.
Wij willen de slaapkamer renoveren.
Wij willen dan ook zo snel mogelijk aan tafel om een sterke coalitie te smeden.
“Kijk eens! Nu moeten wij nog het aanhangsel krijgen, alsof wij al niet talrijk genoeg waren! En foei! wat ziet dat ene eendje er uit! Dat willen wij hier niet hebben!”
Mijn ouders willen scheiden.
Ik zou wel willen Picasso zijn.