"the (neutral)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the visa	het visum
	the pastry	het gebak
	the lack	het gemis
	but the duckling thought they would harm him; and in his fear he flew into the milk pail, so the milk was splashed all over the room	maar het eendje dacht, dat zij hem kwaad wilden doen en vloog in zijn angst juist in het melkvat, zodat de melk overal in de kamer rondspatte
	and before he well knew how it had happened, he found himself in a large garden, in which fragrant elders bent their long green branches down to the water	en voordat het beest het recht wist, bevond het zich in een grote tuin, waarin de vlierbomen geurden en hun lange, groene takken tot in het water neerbogen
	the chicory	het witlof
	the chick	het kuiken
	the classroom	het lokaal
	the cutlery	het bestek
	the nephew	het neefje
	the poison	het vergif
	the insect	het insect
	the mood	het humeur
	the universe	het heelal
	the label	het etiket
	the organ	het orgaan
	The hole is narrow.	Het gat is nauw.
	the banner	het vaandel
	the ticket	het kaartje
	the window	het venster