Ach!
Al de ramen waren helder verlicht, en het rook heerlijk naar ganzengebraad; want het was oudejaarsavond.
Daar ging het lucifertje uit, en nu bleef slechts de dikke, vochtige, koude muur over.
Daar zat zij nu onder de heerlijke Kerstboom; deze was nog groter en prachtiger dan die, welke zij door de glazen deur bij de rijke koopman gezien had.
De eene pantoffel was niet weer te vinden, en de andere had een jongen opgeraapt en snelde er mee weg.
De Kerstlichtjes stegen al hoger en hoger: zij zag ze nu als sterren aan den hemel; één daarvan viel naar beneden en vormde een lange, vurige streek.
De kleine echter verloor deze, toen zij over de straat heen snelde, omdat er twee rijtuigen verschrikkelijk hard voorbijreden.
De kleine meisje strekte haar voeten reeds uit, om ook deze te warmen; maar—daar ging het lichtje uit, de kachel verdween, zij hield slechts een klein stompje van het afgebrande lucifertje in de hand.
De kleine strekte haar beide handjes er naar uit: daar ging het lucifertje uit.
De nieuwjaarszon ging over het kleine lijkje op.
De sneeuwvlokken bedekten haar lang blond haar, dat in prachtige lokken op haar schouders neergolfde; maar daaraan dacht zij niet.
doodgevroren op de laatste avond van het oude jaar.
Duizenden lichten brandden er op de groene takken, en bonte prenten, zoals die, welke er voor de winkelramen te zien waren, zagen op haar neer.
Één enkel lucifertje zou haar wel goed doen, als zij er maar één uit een doosje durfde nemen, dit tegen den muur afstrijken en zich de vingers daaraan warmen.
Een tweede werd tegen den muur afgestreken; het gaf licht, en waar het schijnsel op den muur viel, werd deze doorzichtig als een sluier; zij kon in de kamer zien.
en daar boven was noch koude, noch honger, noch angst, zij waren bij God!
En de lucifers schitterden met zulk een glans, dat het helderder werd dan midden op de dag.
En wat nog prachtiger om te zien was; de gans sprong van den schotel naar beneden, waggelde over den vloer, met mes en vork in de borst, en kwam naar het arme meisje toe.
En zij streek al de lucifers uit het doosje af, want zij wilde haar grootmoeder zo graag bij zich houden.
haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest