"she (short form)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	She was promoted.	Ze kreeg promotie.
	She ordered an ice cream.	Ze bestelde een ijsje.
	She is exceptionally smart.	Ze is buitengewoon slim.
	She made fun of my acne.	Ze spotte met mijn acne.
	She responded angrily.	Ze reageerde toornig.
	She gave a bone to the dog.	Ze gaf een been aan de hond.
	She speaks rather quickly.	Ze spreekt eerder snel.
	let her finish raging	laat ze maar uitrazen
	She quit the company.	Ze heeft de firma verlaten.
	She has no talent whatsoever.	Ze heeft geen enkel talent.
	she talks your ears off your head	ze kletst je de oren van het hoofd
	She’s waiting for the handsome, blond prince.	Ze wacht op de knappe, blonde prins.
	She felt her knees tremble.	Ze kon haar knieën voelen trillen.
	She demanded a specific mention.	Ze eiste een specifieke vermelding.
	She was caught while stealing the money.	Ze werd betrapt terwijl ze het geld stal.
	She lovingly stroked his beard.	Ze streelde liefdevol zijn baard.
	She has convulsions.	Ze heeft stuiptrekkingen.
	She changed her plan at the last minute.	Ze wijzigde haar plan op het valreep.
	She embarrassed me in front of my friends.	Ze zette me voor schut voor mijn vrienden.
	She aspired to a job as a journalist.	Ze ambieerde een job als journalist.