Understand spoken Dutch

"she" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Sort descending Status
She builds bridges.

Zij bouwt bruggen.

She wears glasses.

Zij draagt een bril.

She sat down on a step from the landing in the courtyard.

Zij ging op een trede van het bordes op de binnenplaats zitten.

She took one out!

Zij haalde er een uit!

she hadn’t sold even one matchbox and she hadn’t brought a single penny

zij had immers geen enkel doosje lucifers verkocht en bracht geen cent mee

She had taken beautiful pictures of the animals in the zoo.

Zij had prachtige foto’s getrokken van de dieren in de dierentuin.

She has short hair.

Zij heeft kort haar.

She loves animals.

Zij houdt van dieren.

she is

zij is

She gave him a piercing look.

Zij keek hem doordringend aan.

she could see into the room

zij kon in de kamer zien

she cooks

zij kookt

She attained everlasting fame through her work.

Zij kreeg eeuwige roem door haar werk.

She laid good eggs, and the woman loved her as if she had been her own child.

Zij legde heerlijke eieren, en de vrouw had haar zo lief, alsof zij haar kind was.

She made breakfast.

Zij maakte ontbijt.

She took the little girl in her arms, and they both flew upwards, towards the brightness and joy far above the earth, endlessly high.

zij nam het kleine meisje op haar arm, en beiden vlogen in glans en vreugde hoog boven de aarde, oneindig hoog.

She cleans the house every week.

Zij poetst het huis elke week.

She lit another match.

Zij stak nog een lucifertje aan.

She again struck a match on the wall, and again it became bright around her; in the brightness stood her old grandmother, clear and shining, yet loving in her appearance.

Zij streek weer een lucifertje tegen den muur af, het werd weer helder, en in den glans daarvan stond haar oude grootmoeder, helder en glinsterend, vriendelijk en liefderijk.

she broke down

zij stukliep