Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I fell asleep while I was watching TV.	Ik viel in slaap terwijl ik tv keek.
	I found thistles in the garden.	Ik vond distels in de tuin.
	How did she get involved?	Hoe raakte ze betrokken?
	She really likes cats a lot.	Ze houdt heel erg van katten.
	I lost consciousness.	Ik verloor het bewustzijn.
	I am going to visit a friend.	Ik ga een vriend bezoeken.
	How do you say ‘Hello’ in English?	Hoe zeg je ‘hallo’ in het Engels?
	How does one say “Hello” in English?	Hoe zeg je “Hallo” in het Engels?
	He gave me an example.	Hij gaf me een voorbeeld.
	Did you guys order pizza?	Hebben jullie pizza besteld?
	No one wears jewellery anymore.	Niemand draagt nog sieraden.
	Stay here as long as you like.	Blijf hier zolang als je wilt.
	Your daughter’s on drugs.	Je dochter gebruikt drugs.
	How do you use this card?	Hoe gebruikt men die kaart?
	Why is this banana red?	Waarom is deze bananen rood?
	I ordered new furniture.	Ik bestelde nieuwe meubels.
	Tom says Mary is drunk.	Tom zegt dat Mary dronken is.
	six minus five equals one	zes min vijf is gelijk aan één
	We have to keep it going now.	We moeten het nu gaande houden.
	Shouldn’t you call the police?	Moet je de politie niet bellen?