Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	It was cold, freezing cold.	Het was koud, snerpend koud.
	We can’t fail again.	We kunnen niet weer falen.
	I’m in love with you.	Ik ben verliefd op jou.
	He can play baseball.	Hij kan honkballen.
	I like apples and bananas.	Ik hou van appels en bananen.
	We are under his command.	We staan onder zijn bevel.
	I shouldn’t have called.	Ik had niet moeten bellen.
	Can I see the menu, please?	Mag ik het menu, alstublieft
	I’m looking for a place to sit.	Ik zoek een plek om te zitten.
	I have a double chin.	Ik heb een onderkin.
	Do you eat apples or bananas?	Eet je appels of bananen?
	It is midnight	Het is middernacht
	I’m not old fashioned.	Ik ben niet ouderwets.
	We have to wait for Tom.	We moeten op Tom wachten.
	Let’s play baseball.	Laten we honkballen.
	For her, money is an idol.	Voor haar is geld een afgod.
	Did you eat garlic?	Heb je knoflook gegeten?
	We can change.	We kunnen veranderen.
	both French and Dutch	zowel Frans als Nederlands
	ran to their parents	liepen naar hun ouders toe