Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Can I kiss you?	Mag ik je kussen?
	“Hurry, hurry!” she said.	“Vlug wat, vlug!” zeide zij.
	Repeat after me.	Herhaal na mij.
	He is dishonoured.	Hij is onteerd.
	his scar	zijn litteken
	Just in case.	Voor het geval dat.
	her new cauldron	haar nieuwe ketel
	It tastes very good.	Het is erg lekker.
	I don’t believe a word of it!	Maak dat de kat wijs!
	She suddenly fell silent.	Plots werd ze stil.
	What kind of stuff do you want?	Wat voor spul wil je?
	Do you like beef?	Hou je van rundsvlees?
	What don’t I understand?	Wat versta ik niet?
	He wants to learn to cook.	Hij wil leren koken.
	This is blackmail.	Het is chantage.
	Is this blackmail?	Is dit chantage?
	Let’s ask.	Laten we het vragen.
	Now someone is dying!	Nu sterft er iemand!
	Do you like pork?	Hou je van varkensvlees?
	What kind of music do you like?	Van welke muziek hou je?