Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I couldn't get the safe open.	Ik kreeg de kluis niet open.
	Why was this a secret?	Waarom was dit een geheim?
	Why do you not believe Tom?	Waarom geloof je Tom niet?
	You’re a very rich person.	Je bent een erg rijk persoon.
	This isn’t my umbrella.	Het is niet mijn paraplu.
	I need an umbrella.	Ik heb een paraplu nodig.
	Do I need an umbrella?	Heb ik een paraplu nodig?
	Why don’t you come earlier?	Waarom kom je niet eerder?
	You can stay as long as you want.	Je kunt blijven zolang je wilt.
	Have you ever cheated on me?	Heb je me ooit bedrogen?
	Anybody could do this.	Iedereen zou dit kunnen.
	She will fill them out straight away.	Zij zal ze meteen invullen.
	I wish we could help.	Ik wou dat we konden helpen.
	I should have come earlier.	Ik had eerder moeten komen.
	You betrayed yourself.	Je hebt jezelf bedrogen.
	After all, you are my friend.	Jij bent immers mijn vriend.
	Tom has seen this before.	Tom heeft dit eerder gezien.
	I am not a citizen of Japan.	Ik ben geen burger van Japan.
	I’ve been worried about you.	Ik heb me zorgen om je gemaakt.
	Tom put all his money in the safe.	Tom deed al zijn geld in de kluis.