Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	This food is disgusting.	Dit eten is walgelijk.
	She did the job to her liking.	Ze deed het werk naar haar zin.
	I need three carrots.	Ik heb drie wortels nodig.
	It’s a classroom.	Het is een klaslokaal.
	What are the remaining options?	Wat zijn de overige opties?
	I’m against corruption.	Ik ben tegen corruptie.
	Are you guys really related?	Zijn jullie echt verwant?
	I don’t care about my future.	Ik geef niet om mijn toekomst.
	He made a lame joke.	Hij maakte een flauwe grap.
	Everyone smiled.	Iedereen glimlachte.
	He was caught lying.	Hij werd betrapt op liegen.
	She looked at me in surprise.	Ze keek me verbaasd aan.
	The coffee suits me just fine.	De koffie bevalt mij prima.
	The hotel suits me just fine.	Het hotel bevalt mij prima.
	I didn’t mean to offend you.	Ik wou je niet beledigen.
	He destroyed the city.	Hij verwoestte de stad.
	I’m used to the noise.	Ik ben gewend aan het lawaai.
	He was sacked.	Men heeft hem ontslagen.
	“Kill me!” Said the poor beast.	«Dood mij maar!» zei het arme beest.
	I study Spanish every day.	Ik studeer elke dag Spaans.