Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	twenty to six	tien over half zes
	thirty thousand (30,000)	dertigduizend
	twenty thousand (20,000)	twintigduizend
	one hundred thousand (100,000)	honderdduizend
	twenty to nine	tien over half negen
	Let me see the egg!	Laat mij het ei eens zien!
	six hundred thousand (600,000)	zeshonderdduizend
	thought the little girl	dacht het kleine meisje
	one thousand and thirty-nine (1039)	duizendnegenendertig
	I think Tom is in his garden.	Ik denk dat Tom in zijn tuin is.
	Yanni knew what he had to do.	Yanni wist wat hij moest doen.
	two thousand and twenty-one (2021)	tweeduizend eenentwintig
	the bus	de bus
	the road	de weg
	a bus	een bus
	the dog	de hond
	the garden	de tuin
	highway	autoweg
	on the way	onderweg
	the question	de vraag