Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the sitting room	de zitkamer
	a very large head	een heel groot hoofd
	Let me see the egg!	Laat mij het ei eens zien!
	six hundred thousand (600,000)	zeshonderdduizend
	Where are my parents?	Waar zijn mijn ouders?
	two thousand and twenty-one (2021)	tweeduizend eenentwintig
	year after year	jaar na jaar
	the bus	de bus
	a bus	een bus
	She came to do it herself.	Ze kwam om het zelf te doen.
	the grandfather	de grootvader
	When do you return home?	Wanneer kom je terug naar huis?
	Yanni knew what he had to do.	Yanni wist wat hij moest doen.
	the man	de man
	a man	een man
	this man	deze man
	man and woman	man en vrouw
	thirty-six (36)	zesendertig
	thirty-one (31)	eenendertig
	thirty-four (34)	vierendertig