Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	kitchen floor	keukenvloer
	the turkey	de kalkoen
	half a day	een halve dag
	primary school	basisschool
	horse riding	paardrijden
	the shops	de winkels
	prior knowledge	voorkennis
	smoking ban	rookverbod
	good morning	goeiemorgen
	the umbrella	de paraplu
	Tom wants revenge.	Tom wil wraak.
	the consultation	het overleg
	the Golden Ball	de Gouden Bal
	the breakfast	het ontbijt
	the system	het stelsel
	the delight	het plezier
	the situation	de situatie
	the resources	de middelen
	the appearance	het optreden
	This is my brother.	Dit is mijn broer.