Understand spoken Dutch

"not" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
I can’t condone what you did. Ik kan hetgeen je deed niet goedkeuren.
The selection didn’t meet our taste. De selectie voldeed niet aan onze gading.
Why did you disobey my order? Waarom heb je mijn bevel niet opgevolgd?
She doesn’t know how to drive a car. Zij weet niet hoe ze een auto moet besturen.
It isn’t clear whether she would agree. Het is niet duidelijk of ze zal instemmen.
That cheerful mood did not last long. Die opgewekte stemming duurde niet lang.
The fine was disproportionate to the mistake. De boete was niet in verhouding tot de fout.
They sold it as a set, not separately. Ze verkochten het als een stel, niet apart.
That hole should be filled, not covered. Dat gat moet opgevuld worden, niet afgedekt.
Write in keywords, not in full sentences. Noteer in trefwoorden, niet in volledige zinnen.
He is so obese that he cannot walk. Hij is zo zwaarlijvig dat hij niet kan lopen.
The management of bpost doesn’t understand the notification. De directie van bpost begrijpt de aanzegging niet.
Not every untrue statement is a lie. Niet iedere onjuiste bewering is een leugen.
First later on the day it became quiet; but the poor duckling did not dare to get up yet; it waited several hours more, before it turned around, and then it rushed out of the swamp as fast as it could. Eerst laat op de dag werd het stil; maar het arme eendje durfde nog niet opstaan; het wachtte nog verscheidene uren, voordat het omkeek, en toen snelde het uit het moeras weg, zo vlug als het maar kon.
Tom and Mary weren’t able to eat as much as they wanted. Tom en Mary konden niet zoveel eten als ze wouden.
Such an arrangement is not possible. Een dergelijke schikking is niet mogelijk.
Do not participate in all sorts of excesses. Doe niet mee aan allerlei uitspattingen.
Don’t make promises you can’t keep. Maak geen beloftes waar je je niet aan kunt houden.
The choice of words is, of course, no accident. De woordkeuze is natuurlijk niet toevallig.
I do not know whether to accept or to refuse. Ik weet niet of ik het zou aanvaarden of afwijzen.