“Die strekt zich nog ver aan de andere kant van het geboomte uit, tot aan de tuin van de pastoor; maar daar ben ik nog nooit geweest.”
Je weet nooit hoe een koe een haas vangt.
Yanni kocht nooit dure kleren.
Wij zitten nooit vooraan.
Tom zou me dat nooit laten doen.
Tom zal me dat nooit laten doen.
Tom helpt nooit in de keuken.
Tom heeft nooit een potlood bij zich.
Tom drinkt nooit wodka.
Hier zullen ze ons nooit vinden.
De kwestie van een minimumloon heeft nog nooit ergens toe geleid.
nooit vergeten om je bestand op te slaan
Ik heb nog nooit iets gestolen.
Ik heb nog nooit wijn gedronken.
Ik heb nooit iets belangrijk gedaan.
ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
Ik was de ramen nooit.
Ik ben nooit in de Verenigde Staten geweest.
Ik ben er nooit geweest.
Ik heb een auto maar ik gebruik hem bijna nooit.