"is" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	That is no problem.	Dat is geen probleem.
	That’s no problem.	Dat is geen probleem.
	It is terrible!	Het is verschrikkelijk!
	“What a terribly big duckling that is,” she thought; “None of the others looks like this.”	“Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,” dacht zij; “geen van de anderen ziet er zo uit.”
	Is all of this money yours?	Is al dit geld van jou?
	Yanni is a friend.	Yanni is een vriend.
	Where was Tom born?	Waar is Tom geboren?
	but it is where I was born	maar het is waar ik geboren ben
	Heaven knows what there was in the bed!	De hemel mag weten, wat er in het bed geweest is!
	This isn’t a hat.	Dit is geen hoed.
	Where’s her hat?	Waar is haar hoed?
	The police are looking for Tom.	De politie is op zoek naar Tom.
	Do you know how long the trip takes?	Weet u hoe lang het rijden is?
	I think what you’re saying is true.	Ik denk dat het waar is wat je zegt.
	What country is Tom in right now?	In welk land is Tom op dit moment?
	Tom was born three months after Mary.	Tom is drie maanden na Mary geboren.
	This is my wife.	Dit is mijn vrouw.
	It’s a very long flight.	Het is een hele lange vlucht.
	Can you tell me where the station is?	Kun je me vertellen waar het station is?
	Everyone’s tired.	Iedereen is moe.