"is" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	There is your brother.	Daar is je broer.
	This is my brother.	Dit is mijn broer.
	He is my friend.	Hij is mijn vriend.
	He’s home alone.	Hij is alleen thuis.
	Yanni is a friend.	Yanni is een vriend.
	There is my friend.	Daar is mijn vriend.
	This is a good brother.	Dit is een goede broer.
	Where is the juice?	Waar is het sap?
	if it’s fine	als het goed is
	This is enough.	Dit is genoeg.
	Where’s your cat?	Waar is je kat?
	That will do.	Dat is wel genoeg.
	hasn’t been	is niet geweest
	It’s beautiful!	Het is prachtig!
	Where was Tom born?	Waar is Tom geboren?
	Mary is gorgeous.	Maria is prachtig.
	There’s not enough water.	Er is niet genoeg water.
	Four kids are enough.	Vier kinderen is genoeg.
	It’s not important.	Het is niet belangrijk.
	but it is where I was born	maar het is waar ik geboren ben