"in" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	under control	in bedwang
	inspires	inboezemt
	in the south	in het zuiden
	in no time	in een mum van tijd
	I didn’t feel like it.	Ik had er geen zin in.
	in good conscience	in eer en geweten
	in relation to	in verhouding
	People lived in villages.	Men leefde in dorpen.
	A great hunt was held; the hunters lay around the swamp; yes, some sat up in the branches of the trees, which stretched far over the reed.	Er werd een grote jacht gehouden; de jagers lagen rondom het moeras; ja, enigen zaten boven in de takken der boomen, die zich ver over het riet uitstrekten.
	to submit (full form)	in te dienen
	to pay in no time	betalen in een mum van tijd
	Peter interrupted him.	Pieter viel hem in de rede.
	Does the room come with bedsheets?	Zijn er lakens in de kamer?
	He dug a hole in the garden.	Hij groef een gat in de tuin.
	I was born in Chicago.	Ik ben geboren in Chicago.
	I’ve got a frog in my throat.	Ik heb een kikker in mijn keel.
	Whisper in my ear, Mary.	Fluister in mijn oor, Maria.
	to be in good health	in goede gezondheid zijn
	I work in a Thai restaurant.	Ik werk in een Thais restaurant.
	He has a lover in Paris.	Hij heeft een liefje in Parijs.