in
zij kon in de kamer zien
in leven
Ze zijn niet zo goed in hun werk.
Ik denk dat Tom in zijn tuin is.
Kunnen we in de zon zitten?
in bad gaan
Is er een badkamer in de kamer?
in mijn staat
Tom woont in het hart van de stad.
Is er een telefoon in de kamer?
in de stad
i.f.v.
Ik woon niet graag in de stad.
Ik woon al drie jaar in Nederland.
Hoe vaak ben je in Nederland geweest?
in de winter
Ze woont in dit dorp.
Waarom was je te laat in de les?
De hemel mag weten, wat er in het bed geweest is!