"in" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	a market leader in the manufacturing sector	een marktleider in de productiesector
	The gamekeeper takes care of the animals in the forest.	De jachtopziener zorgt voor de dieren in het bos.
	He is all alone abroad.	Hij zit moederziel alleen in het buitenland.
	in sight	in zicht
	on the rise	in opmars
	in the beginning	in het begin
	Get in the car.	Stap in de auto.
	then in this case	dan in dit geval
	Is it in the cabinet?	Zit het in de kast?
	in the future	in de toekomst
	in France	in Frankrijk
	at the beginning of the year	in het begin van het jaar
	I live in America.	Ik woon in Amerika.
	to have someone where you want him; to have someone by the short and curlies	iemand in de tang nemen
	Do you have this in my size?	Heeft u dit in mijn maat?
	The ball is in the bunker.	De bal ligt in de bunker.
	beaten up	in elkaar geslagen
	in the beginning she did everything	in het begin deed ze alles
	The train is arriving soon.	De trein is in aantocht.
	What do you have in mind?	Wat heb je in gedachten?