"in" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Is it in the cabinet?	Zit het in de kast?
	in the north	in het noorden
	Is there a TV in the room?	Is er een TV in de kamer?
	at the beginning of the year	in het begin van het jaar
	I live in America.	Ik woon in Amerika.
	to have someone where you want him; to have someone by the short and curlies	iemand in de tang nemen
	Do you have this in my size?	Heeft u dit in mijn maat?
	beaten up	in elkaar geslagen
	in the beginning she did everything	in het begin deed ze alles
	The train is arriving soon.	De trein is in aantocht.
	What do you have in mind?	Wat heb je in gedachten?
	I fell asleep while I was watching TV.	Ik viel in slaap terwijl ik tv keek.
	I have fifty euros in my pocket.	Ik heb vijftig euro in mijn zak.
	I am pregnant.	Ik ben in verwachting.
	I know three of the people in this picture.	Ik ken drie van de mensen in de foto.
	Water changes into steam.	Water verandert in stoom.
	There is a sharp bend in the road.	Er zit een scherpe bocht in de weg.
	In summer, eggs go bad quickly.	In de zomer worden eieren rap slecht.
	We found a turtle in the garden.	We vonden een schildpad in de tuin.
	Yanni died in Skura’s arms.	Yanni stierf in de armen van Skura.