"I" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’m guessing you didn’t buy this yourself.	Ik denk dat jij dit niet zelf hebt gekocht.
	I have red hair.	Ik heb rood haar.
	I am sure.	Ik weet het zeker.
	I’m going to the office.	Ik ga naar kantoor.
	I’ll bring wine.	Ik zal wijn brengen.
	Can I see in the kitchen?	Mag ik de keuken zien?
	I didn’t see it.	Ik heb het niet gezien.
	I like maths.	Ik vind wiskunde leuk.
	this village, I still know how it was	dit dorp, ik weet nog hoe het was
	I think what you’re saying is true.	Ik denk dat het waar is wat je zegt.
	I’d like to know what you plan to do.	Ik zou willen weten wat je van plan bent.
	My orders are to go with you.	Ik heb het bevel om samen met jou te gaan.
	I’d like to live on a farm.	Ik zou graag op een boerderij willen wonen.
	I have a car, but I almost never use it.	Ik heb een auto maar ik gebruik hem bijna nooit.
	I took	ik nam
	I am looking for	ik zoek
	I like to eat fish.	Ik eet graag vis.
	I’m very sleepy.	Ik heb veel slaap.
	I’m looking for an old man.	Ik zoek een oude man.
	I need your help. (informal)	Ik heb je hulp nodig.