"I" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	when I went to the bathroom	toen ik naar de badkamer ging
	I’ll be back at three o’clock.	Ik ben om drie uur terug.
	Do you know how I can get there?	Weet je hoe ik daar kan komen?
	I’m late	Ik ben te laat
	I don’t know her name.	Ik weet haar naam niet.
	I’m going to be late for work.	Ik kom te laat op mijn werk.
	I’ll be back by nine.	Ik ben tegen negen uur terug.
	I’m going	ik ga
	I go	ik ga
	I knew	ik wist
	I’m going to see you.	Ik ga je zien.
	I thought	ik dacht
	I will accompany you.	Ik ga met u mee.
	Can I come with you?	Mag ik met je mee?
	I can come with you.	Ik kan met je mee.
	I arrive	Ik kom aan
	I’m in my car.	Ik zit in mijn auto.
	I’m going to work.	Ik ga naar mijn werk.
	I can’t come with you.	Ik kan niet met je mee.
	I’m thirty years old.	Ik ben dertig jaar oud.