Daar liep nu het kleine meisje op blote voeten, die rood en blauw van de kou waren.
dacht het kleine meisje
Dat meisje dat een sjaal draagt, is maagd.
de gans sprong van den schotel naar beneden, waggelde over den vloer, met mes en vork in de borst, en kwam naar het arme meisje toe.
De kleine meisje strekte haar voeten reeds uit, om ook deze te warmen
De kleine strekte haar beide handjes er naar uit: daar ging het lucifertje uit.
het meisje
Het scheen het kleine meisje werkelijk toe, alsof zij bij een grote, ijzeren kachel zat.
In deze koude en in deze duisternis liep op straat een klein, arm meisje blootshoofds en barrevoets.
Lucifersmeisje
Maar in den hoek, tegen den muur aangeleund, zat in de koude morgenstond het arme meisje met rode wangen en met een glimlach om de lippen
Sidderend van koude en honger sloop de arme kleine voort als een beeld van jammer en ellende!
Wat doet een lief meisje als jij op een plaats als deze?
Wees een braaf meisje.
zij nam het kleine meisje op haar arm, en beiden vlogen in glans en vreugde hoog boven de aarde, oneindig hoog.